top of page

Overal drijfzand, nergens houvast

  • Menno Oosterhoff
  • 2 nov 2023
  • 2 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 30 okt 2024

In een uitstekende recensie van het boek Strijd om de ziel – Het leven van P.C. Kuiper (1919-2002) in de psychiatrie, geschreven door Koen Hilberdink betoogt Ruud Abma dat Kuiper tekort wordt gedaan. Het is eigenlijk niet zozeer een recensie van dat boek maar meer een invulling van dat tekort. Het is interessant om te lezen, omdat het een mooie inkijk geeft in het gedachtegoed van mijn vak in die tijd. Deze recensie waarin dat tekort werd gecompenseerd maakte Kuiper nu niet direct sympathieker in mijn ogen. En het bevestigde me in mijn visie dat de psychoanalyse veel sektarische trekken heeft (had?). Kuiper leek het te gebruiken om de schuld van zijn problematiek vooral buiten zichzelf te leggen, bij een moeder, of bij zijn vrouw, die niet vrouwelijk genoeg was.


­So far so good. Het gaat me hier niet om hem af te branden. De arme man is al genoeg gestraft door de verschrikkelijke depressies, die hem later in zijn leven ten deel vielen.


Waar het me wel om gaat, is dat in het leven een betrouwbaar fundament ontbreekt. Toen ik het verhaal las dacht ik: Dank God dat ik niet in die tijd psychiater ben geweest. Niet omdat ik me dan ongelukkig gevoeld zou hebben omdat ik niet met de mainstream meeging. Daarmee heb ik ook nu geen onoverkomelijke moeite. Nee. Mijn angst is juist dat ik wél in de mainstream zou zijn meegegaan. De angst dat ik als kind van díe tijd het psychoanalytische gedachtegoed zou hebben omarmd. En in langdurige psychoanalyse de oorzaak van mijn dwangstoornis was gaan zoeken in onderdrukte haat tegen mijn vader, die mij als 17-jarige in de steek liet door zo egocentrisch te zijn om kanker te krijgen. Mij daarmee achterlatend met een moeder die de dood van haar oudste dochtertje nooit had verwerkt, zodat ik de pathologische drager werd van haar angst voor verlies. Dingen die ik nu als flagrante onzin beschouw.


De gedachte alleen al dat ik in een andere tijd en cultuur een mening had kunnen hebben die ik nu absolute onzin vind, staat me totaal niet aan.


Want over dertig jaar wordt er vast over een beroemde psychiater en tijdgenoot van mij ook een biografie geschreven. Over dertig jaar is er ook een andere psychiater die dat leest en denkt: goddank dat ik niet in die tijd opgroeide, waarin ze nog dachten dat je psychische aandoeningen kon genezen door de hersenen te beïnvloeden. Het nare is dat ik niet weet of ik dan niet net zo zou hebben geoordeeld als die man. Kortom, wat zijn meningen waard als ze veranderbaar zijn. Ik wil een mening die niet afhankelijk is van de cultuur waarin ik leef. Ik ontworstelde me aan een streng gereformeerd geloof. Ik wil niet in een nieuw geloof stappen. Ik wil onwankelbaar zeker weten.


Dat kan dus niet. Zelfs Einstein maakte de theorie van een uitdijend heelal van de Belgische priester Georges Lemaître aanvankelijk belachelijk. Daar kwam hij later op terug.


Als zelfs zo’n genie zich kan vergissen, wat moet ik dan wel niet. Ik kan niet eens doorzien hoe goochelaars ons voor de gek houden. Dus misschien is alles wat ik nu vind wel absolute onzin.


Dat je van mening kunt veranderen: wat een drijfzand.

Recente blogposts

Alles weergeven

Opmerkingen


bottom of page